22.10.20255 min
Bedragen ontvangen door de overledene vóór zijn overlijden: Verlenging termijn van drie naar vijf jaar
In een recent artikel bespraken we de verlenging van de verdachte periode - van drie naar vijf jaar - voor niet-geregistreerde roerende schenkingen in Brussel. Hierdoor zal het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vanaf 1 januari 2026 in lijn zijn met de Waalse en Vlaamse Gewesten, waar deze termijn eerder al werd verlengd van drie naar vijf jaar. Deze verlenging geldt ook voor een andere – minder bekende – bepaling, die we in dit artikel verder toelichten.
Niet-geregistreerde roerende schenking - termijn van 5 jaar
Ter herinnering: wanneer een persoon (Belgisch rijksinwoner) in de vijf jaar¹ voorafgaand aan zijn overlijden een niet-geregistreerde roerende schenking deed, moeten de erfgenamen de geschonken tegoeden opnemen in de aangifte van nalatenschap van de schenker. Deze tegoeden zijn dan alsnog onderhevig aan erfbelasting.
Dit betreft een fiscale fictiebepaling: de wetgever doet immers alsof de schenking nooit heeft plaatsgevonden, waardoor de fiscus ervan uitgaat dat de geschonken tegoeden nog tot het vermogen van de erflater behoren op het moment van diens overlijden. Bijgevolg zijn de geschonken tegoeden nog onderworpen aan erfbelasting.
In de praktijk is het aan de fiscus om aan te tonen dat de toepassingsvoorwaarden van deze fictiebepaling vervuld zijn. De belastingdienst moet bewijzen dat de overledene in de periode van vijf jaar voor zijn overlijden een roerende schenking heeft gedaan en dat deze niet werd geregistreerd. Hiervoor kan de fiscus onder andere informatie opvragen bij de financiële instellingen. Ondanks deze onderzoeksmogelijkheden kan het voor de fiscus moeilijk zijn om aan te tonen dat aan de voorwaarden van deze fiscale fictie werd voldaan.
Ontvangen bedragen - termijn van 5 jaar
De positie van de belastingdienst wordt echter aanzienlijk versterkt en haar taak vergemakkelijkt doordat zij zich kan beroepen op een andere wettelijke bepaling, met name het 'wettelijke vermoeden van eigendom'.
Beide bepalingen gaan hand in hand². Terwijl de eerste relatief bekend en veelbesproken is, is de tweede minder bekend.
Wat ligt aan de grondslag van dit wettelijk vermoeden van eigendom? Hoewel het relatief eenvoudig is om aan te tonen dat bepaalde goederen op een bepaald ogenblik toebehoorden aan de overledene, is het vaak moeilijker om te bewijzen dat deze tegoeden nog steeds deel uitmaken van het vermogen van de overledene op het moment van overlijden.
Daarom heeft de wetgever een vermoeden ingevoerd. Een wettelijk vermoeden houdt in dat de wet op basis van een bekend feit een onbekend feit mag afleiden. Indien uit bepaalde akten blijkt dat de overledene op een bepaald ogenblik eigenaar was van een goed (bekend feit), dan wordt aangenomen dat dit goed nog steeds deel uitmaakt van zijn vermogen op het moment van overlijden (onbekend feit), tenzij het tegendeel wordt bewezen.
In principe is de datum van de akte van weinig belang. Enkel voor wat betreft geldsommen die afkomstig zijn uit een verkoop (van roerend of onroerend vermogen), geldt het vermoeden alleen wanneer de verkoop binnen de vijf jaar vóór het overlijden plaatsvond. Voorheen was deze termijn drie jaar, maar deze werd in de drie gewesten verlengd naar vijf jaar, samen met de verlenging van de termijn voor niet-geregistreerde roerende schenkingen.
Voorbeeld: De overledene heeft in de vijf jaar vóór zijn overlijden een goed verkocht (vastgoed, een kunstwerk…). In dat geval mag de fiscus ervan uitgaan dat de verkoopprijs zich nog steeds in het vermogen van de overledene bevindt op het moment van diens overlijden.
Willen de erfgenamen vermijden dat er erfbelasting wordt geheven op de ontvangen sommen dan moeten zij aantonen dat de verkoopprijs niet langer aanwezig is in het vermogen van de overledene, of dat deze werd geherinvesteerd in andere vermogensbestanddelen die reeds zijn opgenomen in de aangifte van nalatenschap.
Voorbeeld (vervolg): Om het vermoeden te weerleggen, moeten de erfgenamen aantonen wat er met de ontvangen verkoopprijs is gebeurd, bijvoorbeeld door aanwending van de gelden voor de renovatie van een onroerend goed dat deel uitmaakt van de nalatenschap of door herinvestering in effecten die deel uitmaken van de nalatenschap.
Kunnen de erfgenamen erfbelasting vermijden door aan te tonen dat de verkoopprijs werd overgeschreven naar de bankrekening van een naaste? In dat geval zal de fiscus waarschijnlijk proberen aan te tonen dat de overschrijving een schenking uitmaakt. Vermits niet-geregistreerde bankgiften - binnen een periode van vijf jaar voor het overlijden - eveneens onder een fiscale fictiebepaling vallen, zal het overgeschreven bedrag onderworpen zijn aan erfbelasting.
Beide bepalingen zijn dus nauw met elkaar verbonden.
Omwille van de coherentie diende ook de termijn van het 'wettelijk vermoeden van eigendom' worden verlengd van drie naar vijf jaar. Dat is inmiddels gebeurd in alle drie de Belgische gewesten.
Wat onthouden?
Wanneer een roerend of onroerend goed verkocht wordt binnen de vijf jaar vóór het overlijden, kan dit aanleiding geven tot erfbelasting. De fiscus gaat er immers van uit dat de verkoopprijs nog aanwezig is in het vermogen van de verkoper op het moment van overlijden. In het belang van de erfgenamen is het daarom verstandig om nauwkeurig te documenteren wat er met de verkoopprijs is gebeurd.
Voorbeeld: Wanneer het bedrag werd besteed voor persoonlijke uitgaven van de verkoper, is het nuttig om het bewijs hiervan te bewaren (zoals rekeningafschriften met vermelding van het gebruik).
Of wanneer het bedrag werd aangewend voor de aankoop van een ander goed, is het nuttig om het bewijs van die herinvestering te bewaren (zoals documenten die aantonen dat het bedrag werd gebruikt voor de aankoop van dat andere goed).
1. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geldt de termijn van vijf jaar voor schenkingen vanaf 1 januari 2026, terwijl in het Waalse Gewest de termijn van vijf jaar al van kracht is voor schenkingen sinds 1 januari 2022 en in het Vlaamse Gewest sinds 1 januari 2025.
2. De fiscale fictiebepaling is voorzien in artikel 7 van het Wetboek der Successierechten en in artikel 2.7.1.0.5 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Het fiscale vermoeden is opgenomen in artikel 108 van het Wetboek der Successierechten en in artikel 2.7.3.2.5 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit.
Dit is commerciële informatie uitgaande van Bank Degroof Petercam nv, met zetel te Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel, België (hierna “Bank Degroof Petercam”), die verantwoordelijk is voor de productie en de verdeling ervan. De informatie in dit document is uitsluitend bedoeld voor algemene informatiedoeleinden en mag niet worden beschouwd als raad over financiële planning in de zin van de Wet van 25 april 2014, noch als enig ander advies, voorstel of persoonlijke informatie, noch als openbaar aanbod van financiële instrumenten. De algemene informatie in dit document is niet afgestemd op de individuele persoonlijke situatie van de geadresseerde/lezer/ontvanger. Dit document is niet bedoeld om een volledige beschrijving te geven van de geldende wettelijke bepalingen, de rechtsleer of de rechtspraak, noch van de financiële dienst(en) die Bank Degroof Petercam aanbiedt. Hoewel alle voorzorgen werden genomen en Bank Degroof Petercam bij de redactie van huidig document beroep heeft gedaan op bronnen welke ze betrouwbaar acht, kan Bank Degroof Petercam de juistheid of volledigheid van de informatie in dit document niet garanderen en kunnen noch Bank Degroof Petercam, noch haar verbonden vennootschappen, bestuurders, adviseurs of werknemers verantwoordelijk worden gesteld voor enige onjuiste, onvolledige of ontbrekende informatie, of voor enige rechtstreekse of onrechtstreekse schade, verlies, kosten, vordering of andere uitgave die voortvloeit uit het gebruik van dit document, behalve in het geval van opzettelijke fout of grove nalatigheid.
Huidig document mag niet worden gekopieerd of verspreid zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming vanwege Bank Degroof Petercam.
De verstrekte informatie is correct op de datum van publicatie.
Bank Degroof Petercam is erkend door en staat onder prudentieel toezicht van de Nationale Bank van België, Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel, en onder het toezicht van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), Congresstraat 12-14, 1000 Brussel, voor de bescherming van beleggers en consumenten.
Verantwoordelijke uitgever: Bank Degroof Petercam
Wettelijk adres: Bank Degroof Petercam nv, Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel.
BTW: BE 0403.212.172 (RPR Brussel) - FSMA 040460 A
Huidig document mag niet worden gekopieerd of verspreid zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming vanwege Bank Degroof Petercam.
De verstrekte informatie is correct op de datum van publicatie.
Bank Degroof Petercam is erkend door en staat onder prudentieel toezicht van de Nationale Bank van België, Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel, en onder het toezicht van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), Congresstraat 12-14, 1000 Brussel, voor de bescherming van beleggers en consumenten.
Verantwoordelijke uitgever: Bank Degroof Petercam
Wettelijk adres: Bank Degroof Petercam nv, Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel.
BTW: BE 0403.212.172 (RPR Brussel) - FSMA 040460 A
blijf op de hoogteAbonneer u
Abonneer u op onze blog
Blijft u graag op de hoogte van het laatste financiële nieuws? Abonneer u op onze blog en ontvang onze nieuwe blogartikels meteen in uw mailbox.