logo
logo
Aanmelden
Onze experten volgen de economie en de financiële markten op de voet.
Fiscale maatregelen: eerste wetsvoorstel ingediend bij de Kamer

Fiscale maatregelen: eerste wetsvoorstel ingediend bij de Kamer

Annelies Van Gronsveld - Head of Estate Planning Flanders

Het langverwachte ontwerp van programmawet is einde mei ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Sommige maatregelen die in het regeerakkoord staan zijn opvallend genoeg niet opgenomen in dit ontwerp, zoals de afschaffing van de gewone intrestaftrek en de wijziging van het regime van de DBI-bevek. Deze maatregelen worden wellicht opgenomen in een later wetsvoorstel.

Over de invoering van een belasting op de meerwaarde van financiële instrumenten wordt momenteel nog onderhandeld door de verschillende regeringspartijen. Dit regime zal onderwerp zijn van een afzonderlijk wetsvoorstel.
In dit artikel lichten we enkele fiscale maatregelen toe die momenteel ter stemming voorliggen in het Parlement. Hoewel deze nog niet definitief zijn, zouden ze in principe niet veel mogen veranderen tijdens het parlementaire debat, aangezien het gaat om een tekst die voortkomt uit een akkoord binnen de regering. Definitief uitsluitsel verkrijgen we hierover wanneer de teksten gestemd zijn.

Jaarlijkse taks op effectenrekeningen

De jaarlijkse taks op effectenrekeningen van 0,15% is van toepassing op financiële instrumenten die worden aangehouden op een rekening met een gemiddelde waarde van meer dan 1 miljoen euro.
Bij de invoering van de huidige versie van deze taks¹ voorzag de wet in twee specifieke maatregelen om belastingontwijking tegen te gaan. Volgende handelingen werden beschouwd als niet tegenstelbaar aan de belastingadministratie en dus ook aan de bank die de taks moet inhouden:
  • Het splitsen van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen aangehouden bij dezelfde tussenpersoon,
  • De omzetting van belastbare financiële instrumenten, aangehouden op een effectenrekening, in op naam gestelde financiële instrumenten.
Het Grondwettelijk Hof vernietigde deze bepalingen bij arrest van 27 oktober 2022 omdat de belastingplichtigen niet de mogelijkheid hadden aan te tonen dat de betrokken handelingen waren ingegeven door andere dan fiscale motieven.
Het wetsontwerp stelt voor om deze antimisbruikbepalingen opnieuw in te voeren maar biedt de belastingplichtige deze keer wel de mogelijkheid om aan te tonen dat de betrokken handelingen andere dan fiscale motieven hadden.
Zo bepaalt het ontwerp dat wanneer de waarde van de belastbare instrumenten die op een effectenrekening staan de belastbare drempel van 1 miljoen euro bereikt, onmiddellijk vóór de omzetting in instrumenten op naam of overdracht naar een andere rekening, en dat er een omzetting of een overdracht plaatsvindt, deze niet tegenstelbaar is aan de administratie, tenzij aangetoond wordt dat er hoofdzakelijk andere dan fiscale motieven aan de basis liggen.
Bij gebrek aan dergelijke motieven zal de belastingplichtige, die de titularis van de rekening is, verantwoordelijk zijn voor het indienen van de belastingaangifte en het betalen van de verschuldigde taks, en niet langer de bank.
Om de controles te vergemakkelijken, zal een informatieplicht gelden voor de banken, waarvan de modaliteiten bij koninklijk besluit zullen worden vastgesteld. Niet naleving kan aanleiding geven tot boetes.
Banken zullen de fiscus moeten informeren over elke omzetting van of overdracht vanaf rekeningen met een saldo van meer dan 1 miljoen euro aan financiële instrumenten vóór de handeling, zonder zich te bekommeren om de redenen voor deze transactie. Voor buitenlandse rekeningen rust deze verplichting op de rekeninghouder.
Bijvoorbeeld: een vader schenkt 500.000 euro aan zijn zoon met voorbehoud van vruchtgebruik, vanaf een rekening die na de schenking nog 1.300.000 euro waard is. De bank moet de taks inhouden op de gemiddelde waarde, aangezien die meer dan 1 miljoen euro bedraagt, en moet ook de overdracht van 500.000 euro melden. Omdat het om een schenking gaat, moet de vader geen aangifte indienen. Bij controle door de fiscale administratie zal hij de schenkingsakte aan de fiscus voorleggen als motief voor de overdracht.
Deze maatregelen zouden op 1 juli 2025 in werking treden.

Carried interest

Het wetsontwerp voorziet in de invoering van een specifiek fiscaal regime in de personenbelasting voor wat men noemt "carried interest", dit zijn inkomsten die worden toegekend aan beheerders van investeringsfondsen in functie van het behaalde rendement, meer bepaald in de sector van de ‘private equity’.
Deze inkomsten zullen als roerende inkomsten belast worden aan een tarief van 25%. Als de ‘carried interest’ ontvangen wordt door een vennootschap, kan deze vennootschap met deze inkomsten geen liquidatiereserve aanleggen. Zo wordt verhinderd dat de vennootschap deze inkomsten aan haar aandeelhouder kan uitkeren met toepassing van een verlaagd belastingtarief (zie hieronder).
Het nieuwe regime zou in werking treden op de dag van de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad en van toepassing moeten zijn op de inkomsten toegekend vanaf die dag. Een uitzondering geldt voor inkomsten toegekend door een vehikel dat uiterlijk op het moment van de inwerkingtreding van die regeling in vereffening is gegaan. Die inkomsten vallen buiten het toepassingsgebied van de nieuwe regeling.

Exit taks

Wanneer een Belgische vennootschap haar zetel naar een ander land verplaatst, beschouwd de fiscale wetgeving dit als een fictieve liquidatie. Dit heeft tot gevolg dat de latente meerwaarden op de activa van de vennootschap onderworpen worden aan de vennootschapsbelasting.
Volgens het wetsontwerp wordt deze fictie uitgebreid naar de aandeelhouders van de vennootschap. Zij worden fiscaal geacht een "fictieve liquidatiebonus" te ontvangen in verhouding tot de aandelen die zij in de vennootschap bezitten. Deze liquidatiebonus wordt onderworpen aan personenbelasting tegen het tarief van 30%.
Vennootschappen die aandeelhouder zijn, en die in principe belast worden op al hun inkomsten aan het tarief van 25%, zullen deze fictieve liquidatiebonus kunnen toewijzen aan een liquidatiereserve. Bovendien kan, mits voldaan aan de voorwaarden, de fictieve liquidatiebonus ook in aanmerking komen voor het DBIregime (definitief belaste inkomsten).
Ten slotte voorziet het ontwerp in de mogelijkheid voor de aandeelhouder, die belast werd op het moment van de zetelverplaatsing van de vennootschap naar het buitenland, om een vrijstelling te vragen voor de liquidatiebonus die hij ontvangt als de vennootschap effectief wordt vereffend.
Deze maatregel zal van toepassing zijn op verrichtingen vanaf 1 juli 2025.

Liquidatiereserve en VVPR bis

Het regime van de liquidatiereserve maakt het mogelijk om, onder bepaalde voorwaarden, het belastingtarief op een dividenduitkering of een liquidatiebonus — die normaal onderworpen zijn aan 30% roerende voorheffing — te verlagen (zie LINK naar ons artikel). Een van die voorwaarden is dat de vennootschap een wachttijd van 5 jaar respecteert alvorens over te gaan tot dividenduitkering aan haar aandeelhouder.
Ter herinnering: een KMO kan jaarlijks haar boekhoudkundige winst na belastingen (geheel of gedeeltelijk) reserveren op een aparte passiefrekening, de liquidatiereserve genoemd. Op dit bedrag is onmiddellijk een afzonderlijke aanslag van 10% verschuldigd door de vennootschap. Als de vennootschap 5 jaar wacht om deze reserve uit te keren aan haar aandeelhouders, wordt 5% roerende voorheffing ingehouden op deze uitkering. Dit resulteert in een effectieve belasting op het dividend van 13,64% (na vennootschapsbelasting).
Naast dit gunstige regime bestaat ook het VVPR-bis-stelsel, dat onder bepaalde voorwaarden de roerende voorheffing op dividenden verlaagt tot 20% of 15% (in plaats van 30%). Dit regime geldt enkel voor dividenden op aandelen uitgegeven sinds 1 juli 2013 bij een kapitaalverhoging in geld. Het tarief van 20% geldt voor uitkeringen vanaf het tweede boekjaar na de inbreng, en het tarief van 15% vanaf het derde boekjaar.
Het wetsontwerp brengt nu een gelijkstelling van de belastingtarieven. Zo zal het tarief van 5%, dat nu van toepassing is voor de liquidatiereserve, stijgen tot 6,5%. Op die manier zal het effectieve belastingtarief 15% bedragen, net zoals voor de VVPR-bis-regeling.
Daarnaast wordt de wachttijd verkort van 5 naar 3 jaar.
Het nieuwe tarief en de nieuwe wachttijd zullen gelden voor reserves aangelegd vanaf 1 januari 2026. Er zal ook een mogelijkheid zijn om te opteren voor het nieuwe regime voor reeds vóór 1 januari 2026 aangelegde liquidatiereserves, mits toepassing van het nieuwe tarief van 6,5% bij uitkering na 3 jaar (in de plaats van 5% bij 5 jaar wachten).
Tot slot: het tarief van 20% binnen het VVPR-bis-stelsel blijft enkel behouden voor kapitaalinbrengen tot en met 31 december 2025. Voor latere inbrengen wordt dit tarief afgeschaft.

DBI-regeling

In principe zijn dividenden en meerwaarden op individuele aandelen die door een vennootschap worden aangehouden onderworpen aan de vennootschapsbelasting (25%), tenzij de deelneming voldoet aan een aantal voorwaarden uit het Belgische regime van de definitief belaste inkomsten (DBI).
Volgens dit regime kunnen dividenden en meerwaarden vrijgesteld worden van vennootschapsbelasting, op voorwaarde dat:
1.
De deelneming in de uitkerende/verkochte vennootschap minstens 10% bedraagt of een aankoopwaarde van minstens 2.500.000 euro heeft (= deelnemingsvoorwaarde),
2.
De aandelen minstens één jaar ononderbroken in volle eigendom worden aangehouden (= permanentievoorwaarde),
3.
Het gaat om aandelen van vennootschappen die onderworpen zijn aan een normaal belastingregime (= belastingvoorwaarde).
Voor vennootschappen die geen kleine vennootschappen zijn, zal voortaan vereist zijn dat deelnemingen die niet 10% bedragen maar wel de drempel van 2.500.000 euro halen, de aard hebben van een financiële vaste activa.
Een vennootschap is een kleine vennootschap wanneer zij, alleen of op geconsolideerde basis, niet meer dan één van volgende criteria overschrijdt:
  • Gemiddeld jaarlijks aantal werknemers: 50,
  • Jaarlijkse omzet exclusief btw: 11.250.000 euro,
  • Balanstotaal: 6.000.000 euro.
Het begrip financiële vaste activa komt uit het boekhoudrecht. Het gaat om aandelen die worden aangehouden met de bedoeling een duurzame en specifieke band met de betrokken onderneming tot stand te brengen, ter ondersteuning van de activiteit van de aandeelhoudende vennootschap. Dit sluit aandelen uit die louter als belegging worden verworven.
Met andere woorden, er moet worden aangetoond dat de deelneming een strategisch belang heeft voor de activiteit van de vennootschap-aandeelhouder (bijvoorbeeld vanwege specifieke zakelijke relaties, gezamenlijke activiteiten, enz.). Dit is een feitenkwestie. Aandelen die uitsluitend voor beleggingsdoeleinden zijn verworven, zijn dus uitgesloten van het DBI-regime.
Deze bepalingen zouden in werking treden vanaf het aanslagjaar 2026, en dus van toepassing zijn op dividenden en meerwaarden vanaf 1 januari 2025.

Afschaffing van de belastingvermeerdering met 10% in geval van goede trouw

Momenteel kan de fiscus bij een belastingcorrectie afzien van de 10% belastingverhoging bij een eerste inbreuk zonder frauduleuze intentie, als de belastingplichtige te goeder trouw is. Het wetsontwerp wil dit wijzigen: bij een eerste inbreuk wordt de belastingplichtige verondersteld te goeder trouw te zijn, waardoor de 10% vermeerdering niet van toepassing is, tenzij de fiscus kan aantonen dat er geen goede trouw was of dat er sprake was van fraude.
In de memorie van toelichting wordt als voorbeeld gegeven: een belastingplichtige die bewust kosten aftrekt die duidelijk geen beroepskosten zijn, wordt niet als te goeder trouw beschouwd.

Fiscale regularisatie

Het wetsontwerp stelt een nieuwe, strengere regularisatieprocedure voor.
  • Niet-voorgeschreven bedragen worden belast aan het normale tarief, verhoogd met een boete van 30%. Voorbeeld: dividenden en interesten uit een geregulariseerde effectenportefeuille worden belast aan een totaal tarief van 60% (30% + 30%).
  • Voorgeschreven kapitalen worden belast aan een forfaitair tarief van 45%.
Voor belastingen die onder de bevoegdheid van de Gewesten vallen (zoals successierechten), moet een samenwerkingsakkoord worden gesloten tussen de federale staat en de Gewesten, indien de Gewesten een nieuwe regularisatie willen invoeren. De nieuwe regeling zou in werking treden op 1 juli 2025.
¹ De eerste versie werd vernietigd bij arrest van het Grondwettelijk Hof van 17 oktober 2019.
Wees op uw hoede voor fraude
Wees op uw hoede voor fraude en voor frauduleuze investeringsvoorstellen.