Onze experten volgen de economie en de financiële markten op de voet.

Het nieuwe Frans-Belgische belastingverdrag van 9 november 2021: de belangrijkste gevolgen op het vlak van belastingen op (inkomsten uit) vermogen

Jérémy Gackiere - Senior Estate Planner
Een nieuw Frans-Belgisch belastingverdrag aangaande belastingen op vermogen zal het bestaande uit 1964 vervangen.

Op 9 november 2021 hebben België en Frankrijk een nieuw dubbelbelastingverdrag gesloten met betrekking tot belastingen op inkomen en vermogen. Dit “nieuwe verdrag” heeft geen betrekking op successierechten, aangezien die aangelegenheid het voorwerp uitmaakt van een ander verdrag tussen
beide landen.

Het nieuwe verdrag zal, eenmaal in werking, het bestaande verdrag vervangen. Dat “huidige verdrag” bevat een bijna 60 jaar oude tekst die niet langer voldoet aan de internationale normen van het OESOmodelverdrag.

De inwerkingtreding van het nieuwe verdrag zal afhangen van het ratificatieproces in beide landen. Terwijl het in Frankrijk volstaat om de tekst ter goedkeuring aan het parlement voor te leggen, maakt de institutionele configuratie van België het proces iets zwaarder.

Naast de instemming van het federale parlement moet ook de goedkeuring van het gewestelijke en gemeenschapsniveau worden verkregen. Ondertussen blijft het huidige verdrag daterend van 1964 van kracht.

In het volgende overzicht zullen wij de belangrijkste wijzigingen op het gebied van de belastingen op (inkomen uit) vermogen bespreken.

Voorafgaandelijk: wat is een dubbelbelastingverdrag?

Een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting is een overeenkomst tussen twee staten met een dubbele doelstelling:
  • woonplaatsconflicten oplossen: deze kunnen zich voordoen wanneer een belastingplichtige volgens het nationale recht van beide landen als fiscaal ingezetene zou kunnen worden beschouwd;
  • dubbele belasting vermijden, door regels vast te leggen inzake de heffingsbevoegdheid.
Het dubbelbelastingverdrag heeft juridisch een hogere waarde en primeert op het nationale recht.

Dubbelbelastingverdragen kunnen geen nieuwe fiscale verplichtingen in het leven roepen in het interne recht van de ondertekenende staten. Wanneer het verdrag aan een staat de bevoegdheid verleent om een bepaald inkomen te belasten, kan deze dit recht alleen uitoefenen indien en voor zover haar nationale wetgeving effectief voorziet in de belasting van dat inkomen.

In dubbelbelastingverdragen wordt niet beslist over het belastingtarief voor een bepaald inkomen of vermogen. Het al dan niet belasten en de toepasselijke belastingtarieven worden geregeld door het interne recht van elk van de betrokken landen, waarbij het verdrag zich enkel uitspreekt over het recht om belasting te heffen.

De noties “woonstaat” en “bronstaat”

Beide begrippen komen voortdurend terug in verdragen ter voorkoming van dubbele belasting.

De term “woonstaat” verwijst naar de staat waar de belastingplichtige zijn woonplaats heeft. De “bronstaat” (of staat van herkomst) is de staat waar de desbetreffende inkomsten worden gegenereerd of waar het vermogen wordt aangehouden.

Woonplaatsgeschillen

De regels voor het vaststellen van de fiscale woonplaats van natuurlijke personen blijven ongewijzigd onder het nieuwe verdrag. Wanneer een belastingplichtige in beide staten als “inwoner” zou kunnen worden beschouwd, voorziet het verdrag in vier criteria om het “conflict” te beslechten:
  • het “duurzaam tehuis”;
  • het middelpunt van levensbelangen;
  • de gewoonlijke verblijfplaats;
  • de staat waarvan men onderdaan is (nationaliteit);
De criteria worden in voormelde volgorde toegepast. Alleen wanneer een eerder criterium geen oplossing biedt, dienen de volgende criteria te worden geanalyseerd.

Het verdrag geeft voorrang aan de staat waar de betrokkene een “duurzaam tehuis” heeft. Daarmee wordt verwezen naar de vrije beschikking over een onroerend goed op permanente basis, dit ongeacht de wijze waarop het onroerend goed wordt aangehouden (huur, eigendom,…). De permanentie van de bewoning is essentieel om dit eerste criterium te beoordelen.

Het “centrum van de levensbelangen” wordt gedefinieerd als de staat waarmee de persoonlijke en economische banden van de belastingplichtige het nauwst zijn.

De “gewoonlijke verblijfplaats” is niet zozeer de staat waar de belastingplichtige het meeste tijd doorbrengt, maar wel waar hij of zij gewoonlijk verblijft.

Indien de woonplaats van een belastingplichtige niet volgens de eerste drie criteria kon worden vastgesteld, wordt hij geacht zijn woonplaats te hebben in de staat waarvan hij de nationaliteit bezit.

In de uitzonderlijke gevallen waarin een geschil over het ingezetenschap niet kan worden opgelost aan de hand van de verdragscriteria voor een belastingplichtige die onderdaan is van beide staten of van geen van beide staten, moeten de administraties het geschil in onderling overleg beslechten.

Nieuwe regels voor inkomsten uit onroerend goed:

Het nieuwe verdrag handhaaft het beginsel dat inkomsten uit onroerend goed belastbaar zijn in de staat waar het onroerend goed is gelegen. De regels voor het vermijden van dubbele belasting zijn wel aangepast.

Het huidige verdrag voorziet op het vlak van onroerende inkomsten in een systeem van “vrijstelling met progressievoorbehoud” in beide landen. Concreet:
  • een Belgische ingezetene die in Frankrijk onroerend goed bezit, al dan niet verhuurd, moet in België de kadastrale waarde aangeven. Deze kadastrale waarde zal geen aanleiding geven tot belasting in België, maar zal mogelijks wel het belastingtarief van toepassing op de andere inkomsten verhogen.
  • een Frans ingezetene die in België onroerend goed bezit, moet de inkomsten ervan alleen in zijn aangifte in de personenbelasting vermelden als het onroerend goed wordt verhuurd. Deze inkomsten worden niet opgenomen in de belastbare grondslag, maar wel in aanmerking genomen voor de vaststelling van het belastingtarief dat van toepassing is op de andere inkomsten die onderworpen zijn aan de Franse inkomstenbelasting.
In de nieuwe overeenkomst hebben de beide landen nu voor verschillende correctiemechanismen gekozen:
  • de Belgische ingezetene die in Frankrijk onroerend goed bezit, wordt vrijgesteld van de personenbelasting in België onder voorbehoud van progressiviteit, op voorwaarde dat “het onroerend goed in Frankrijk wordt belast”. Zoals onder het huidige verdrag zullen huurinkomsten uit Frans onroerend goed in België worden vrijgesteld onder voorbehoud van progressie. Deze huurinkomsten zullen in Frankrijk wel aan belasting onderworpen zijn. Maar hoe zit het met onroerend goed dat niet wordt verhuurd? Aangezien de “taxe foncière” in principe niet kan worden beschouwd als een inkomstenbelasting stelt zich de vraag of België, gelet op de formulering in het nieuwe verdrag, de inkomsten uit onroerend goed dat niet wordt verhuurd zal (blijven) vrijstellen. Niets wijst erop dat het de bedoeling was om deze inkomsten belastbaar te maken, maar het is toch wachten op bevestiging.
  • Frankrijk opteerde onder het nieuwe verdrag voor een systeem van belastingkrediet. Zo zal een Frans ingezetene die een in België verhuurd onroerend goed bezit, in Frankrijk aanspraak kunnen maken op een belastingkrediet dat overeenstemt met de Franse belasting indien in België daadwerkelijk belasting werd betaald. De wijziging van het systeem zal geen gevolgen hebben voor de betrokken belastingplichtigen aangezien Frankrijk op dit moment al in een dergelijk systeem van belastingkrediet voorziet.
  • Voor het probleem van de potentiële dubbele belasting voor Belgische aandeelhouders op inkomsten uitgekeerd door de “société civile immobilière” of “SCI” is er geen oplossing gekomen onder het nieuwe verdrag. Indien de SCI niet onderworpen is aan de Franse vennootschapsbelasting, zullen de onroerende inkomsten in Frankrijk in hoofde van de aandeelhouders worden belast, aangezien Frankrijk het onroerend goed van de SCI als rechtstreeks door de aandeelhouders aangehouden beschouwd. Bij uitkering van de inkomsten zal hetzelfde inkomen een tweede maal worden belast, ditmaal in België als roerend inkomen in hoofde van de aandeelhouders.

En wat met meerwaarden op onroerend goed?

Ook hier zijn de regels voor beide landen verschillend onder het nieuwe verdrag.
Zoals voordien zal de Belgische inwoner in Frankrijk belastbaar zijn wanneer hij een meerwaarde realiseert op de verkoop van een onroerend goed in Frankrijk voor zover het onroerend goed minder dan dertig jaar in zijn bezit was.

Het nieuwe verdrag bevestigt het standpunt van de Franse belastingdienst en de Franse Raad van State ten aanzien van vennootschappen waarvan de activa voor meer dan 50% (rechtstreeks of onrechtstreeks) bestaan uit in Frankrijk gelegen onroerend goed, voor zover dat onroerend goed door de vennootschap niet wordt gebruikt voor de uitoefening van haar bedrijfsactiviteit. Het nieuwe verdrag bepaalt dat dergelijke vastgoedvennootschappen in Frankrijk belastbaar zullen zijn.

Zo zal dus een meerwaarde gerealiseerd bij de verkoop van aandelen in een SCI in Frankrijk belastbaar zijn in de personenbelasting, dit ongeacht of deze vennootschap onderworpen is aan de inkomstenbelasting of aan de vennootschapsbelasting. Beursgenoteerde vastgoedondernemingen zijn vrijgesteld.

Krachtens het huidige verdrag is een Frans ingezetene die in België een meerwaarde op onroerend goed realiseert, in Frankrijk vrijgesteld van belasting met progressievoorbehoud. Onder het nieuwe verdrag zal Frankrijk de gerealiseerde meerwaarden wél kunnen belasten. In tegenstelling tot het regime van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen, komt het belastingkrediet in deze niet overeen met het bedrag van de Franse belasting, maar met dat van de Belgische belasting. In België zijn de meerwaarden op de verkoop van woningen echter vrijgesteld na vijf jaar.

Dividenden blijven ook onder het nieuwe verdrag aan beide kanten van de grens verschillend behandeld.

Belastingverdragen geven doorgaans de bevoegdheid om dividenden te belasten aan de woonstaat, maar de bronstaat mag in beginsel een bronbelasting toepassen. Deze wordt beperkt tot 12,8% onder het nieuwe verdrag, tegenover 15% onder het huidige verdrag.

Belgische inwoners die dividenden ontvangen van een Franse bron zullen opnieuw onderworpen worden aan dubbele belasting ten gevolge van de afschaffing van het systeem van het “forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting” of “FBB”.

De afschaffing van het FBB, het belastingkredietmechanisme dat toelaat 15% van het netto dividend na aftrek van de Franse bronbelasting te verrekenen, leidt tot de herinvoering van de vóór 2020 geldende situatie, namelijk:

Belastingdruk op dividenden uit Franse bron
VerdragHuidigNieuw
Bruto dividend uit Franse bron100 €100 €
Bronheffing Frankrijk van 12,8 %12,8 €12,8 €
Netto dividend grens87,2 €87,2 €
Roerende voorheffing Belgiê voor aftrek FBB26,16 €26,16 €
FBB van 15 % van 87,2 €13,08 €opgeheven
Totale belasting: bronbelasting + roerende voorheffing - FBB25,88 €38,96 €
Netto dividend74,12 €61,04 €
Totale fiscale druk25,88 €38,96 €

Franse inwoners
daarentegen zullen de Belgische bronheffing nog wel kunnen verrekenen met de Franse belasting.

Wat interesten betreft is in het nieuwe verdrag het beginsel van de belastingheffing in de woonstaat nog steeds van toepassing. Het recht van de bronstaat om ook belasting te heffen is daarentegen geschrapt in het nieuwe verdrag.
Deze nieuwe bepaling zou echter wel positieve gevolgen kunnen hebben voor Belgische ingezetenen die levensverzekerings- of kapitalisatiecontracten in Frankrijk aanhouden, aangezien Frankrijk daar wel een bronbelasting inhoudt en dit in verhouding tot de bezitsduur van de activa.

Meerwaarden op effecten: de belangrijke deelneming

Het nieuwe verdrag bevestigt het algemene beginsel dat de fiscale bevoegdheid inzake het belasten van meerwaarden op roerende goederen bij de woonstaat ligt.

Er is in een uitzondering voorzien, zoals reeds vermeld, voor meerwaarden op aandelen van onroerend goed vennootschappen (zie hierboven).

Andere uitzondering en nieuwigheid betreft de zogenaamde “belangrijke deelnemingen”.

Een belangrijke deelneming wordt gedefinieerd als een directe of indirecte (via een houdstermaatschappij) deelneming die een natuurlijke persoon of rechtspersoon, alleen of samen met verwanten, recht geeft op minstens 25% van de winst van een vennootschap.

Indien cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan, zijn vermogenswinsten behaald bij de vervreemding van die deelneming uitsluitend belastbaar in de bronstaat:
  • voorwaarden met betrekking tot natuurlijke personen: gedurende ten minste zes jaar in de bronstaat hebben gewoond en dit gedurende de laatste tien jaar die onmiddellijk voorafgaat aan de datum waarop de persoon zijn woonplaats in de woonstaat verwierf;
  • voorwaarden met betrekking tot de overdrachtsperiode: de overdracht moet plaatsvinden binnen zeven jaar na de overdracht van de fiscale woonplaats van de betrokkene;
  • voorwaarden met betrekking tot de deelneming: de belastingplichtige moet op enig moment in de vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan zijn verandering van woonplaats direct of indirect een belangrijke deelneming hebben gehad.
In de praktijk zal deze nieuwe bepaling alleen gevolgen hebben voor Franse belastingplichtigen die hun fiscale woonplaats naar België overbrengen. Dit mechanisme is vergelijkbaar met de thans geldende Franse exitheffing, op grond waarvan Frankrijk het recht heeft meerwaarden te belasten die worden gerealiseerd door Franse ingezetenen die hun fiscale woonplaats naar het buitenland hebben overgebracht, wanneer zij financiële activa bezitten die recht geven op ten minste 50% van de winst van de onderneming of wanneer de totale waarde van deze rechten meer dan 800.000 euro bedraagt.

Tantièmes en presentiegelden

Het beginsel blijft dat tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen belastbaar zijn in de bronstaat, d.w.z. de staat waar de vennootschap die de inkomsten betaalt, is gevestigd. Beloningen welke een Belgisch resident ontvangt als bestuurder van een Franse vennootschap, mogen dus in Frankrijk worden belast. Het toepassingsgebied is echter beperkt tot de beloningen ontvangen in de hoedanigheid van bestuurder.

Voor Franse ingezetenen zal het systeem wel aanzienlijk wijzigen onder het nieuwe verdrag, aangezien ze in de toekomst in België en Frankrijk belast zullen zijn op in België ontvangen tantièmes met mogelijkheid om de in België betaalde belastingen te verrekenen met de Franse, daar waar onder het huidige verdrag de in België ontvangen tantièmes in Frankrijk vrijgesteld zijn onder progressievoorbehoud.

Vermogensbelasting

Nieuw is dat het nieuwe verdrag bepalingen bevat met betrekking tot vermogensbelasting. In de praktijk zal er echter weinig impact zijn.

Vermogen bestaande uit onroerende goederen mag belast worden in de staat van ligging van het onroerend goed. Hetzelfde geldt voor vermogen bestaande uit aandelen in vennootschappen waarvan het bedrijfsvermogen voor minstens 50% uit onroerend goed bestaat (tenzij dat onroerend goed door de vennootschap wordt gebruikt voor de bedrijfsactiviteit).

Alle andere vermogensactiva aangehouden door natuurlijke personen zijn belastbaar in de staat waar de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats heeft. Maar vermogensbestanddelen welke niet effectief belast zouden zijn in de woonstaat, mogen eveneens belast worden in de bronstaat. De Belgische belasting op effectenrekeningen (TER) is een goed voorbeeld hiervan: de TER blijft verschuldigd door Franse belastingplichtigen met effectenrekeningen in België bij ontstentenis van een belasting op roerende activa in Frankrijk. Dit zou dus anders zijn mocht Frankrijk een vermogensbelasting op roerend vermogen (her)invoeren.

Vermijden van dubbele belasting

Het artikel dat de mechanismes ter vermijding van dubbele belasting behandelt in het nieuwe verdrag, bevat een aantal nieuwigheden.
Frankrijk heeft in het algemeen geopteerd voor het systeem van “belastingkrediet”, d.w.z. dat er belastingheffing in Frankrijk (woonstaat) is, maar desgevallend met verrekening van de Belgische belasting (bronstaat). Zoals gezegd, zijn er nu twee vormen van belastingkrediet:
  • het belastingkrediet dat overeenkomt met het bedrag van de Belgische belasting (minder gunstig indien het bedrag van de Belgische belasting lager is dan het bedrag van de Franse belasting);
  • het belastingkrediet dat gelijk is aan het bedrag van de Franse belasting (dat in fine overeenkomt met de vrijstelling met progressievoorbehoud).
Inkomsten met oorsprong in België en ontvagen door Frans inwoner
Belastingkrediet dat overrnmont met het bedrag van de Belgische belasting - Ondernemingswinwten
- meerwaarden op roerende goederen
- dividenden
- meerwaarden op onroerende goederen
- meerwaarden op aandelen van vennootschappen met " prépondérance immobilière "
- inkomesten uit dienstbetrekking aan boord van schip, luchtvaartuig, binnenship of spoorvoertuig in internationaal verkeer
- Tantièmes en presentiegelden
-Inkomsten van kunstenaars en sporters
Belastingkrediet dat overeenkomt met het bedrag van de Franse belastingAlle andere inkomsten, waaronder onroerende inkomsten, lonen en bezoldigingen...
Deze inkomsten dienen effectief aan belasting in België onderworpen te zijn, bij gebreke waarvan ze volledig belastbaar zijn in Frankrijk

België heeft het systeem van “vrijstelling met progressievoorbehoud” in hoofdzaak behouden, op voorwaarde dat de inkomsten uit Franse bron daar ook effectief worden belast.

Het nieuwe verdrag voorziet in een specifieke antimisbruikbepaling die de belastingadministraties van beide landen de mogelijk biedt de belastingplichtige de voordelen van het verdrag te ontzeggen wanneer zou blijken dat het verkrijgen van dat voordeel een van de voornaamste doelstellingen was van de constructie of transactie.

Het nieuwe belastingverdrag tussen België en Frankrijk verruimt de heffingsbevoegdheid van beide landen en lijkt op verschillende punten niet tegemoet te komen aan de primaire doelstelling, namelijk het vermijden van dubbele belasting, met name voor Belgische ingezetenen met inkomsten uit Franse bronnen.

Conclusie

Een voorbeeld is het ontbreken van een oplossing voor de dubbele belasting die Belgische ingezetenen ondervinden als aandeelhouders van translucide Franse vennootschappen zoals de “societés civiles immobilières”. Frankrijk belast in deze de inkomsten namelijk als inkomsten/meerwaarden uit onroerend goed, terwijl België deze behandelt als inkomsten uit roerende goederen.

Het is in dit verband interessant vast te stellen dat de Europese wetgever het probleem van dubbele belasting wel lijkt te willen aanpakken. In dit verband kan verwezen worden naar een richtlijn¹ - die reeds van kracht is en in Belgisch en Frans nationaal recht is omgezet - voor de regeling van fiscale geschillen binnen de Unie en op een ontwerp-richtlijn inzake inkomsten uit roerende goederen. Beide teksten zullen mogelijks hulp bieden aan belastingplichtigen die te maken krijgen met situaties van dubbele belasting.

Het nieuwe verdrag roept ten slotte een aantal vragen op (zie eerder met betrekking tot niet-verhuurde onroerende goederen). Dienaangaande is het uitkijken naar de administratieve commentaren.
¹ Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017
Dit is commerciële informatie uitgaande van Bank Degroof Petercam nv, met zetel te Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel, België (hierna “Bank Degroof Petercam”), die verantwoordelijk is voor de productie en de verdeling ervan. De informatie in dit document is uitsluitend bedoeld voor algemene informatiedoeleinden en mag niet worden beschouwd als raad over financiële planning in de zin van de Wet van 25 april 2014, noch als enig ander advies, voorstel of persoonlijke informatie, noch als openbaar aanbod van financiële instrumenten. De algemene informatie in dit document is niet afgestemd op de individuele persoonlijke situatie van de geadresseerde/lezer/ontvanger. Dit document is niet bedoeld om een volledige beschrijving te geven van de geldende wettelijke bepalingen, de rechtsleer of de rechtspraak, noch van de financiële dienst(en) die Bank Degroof Petercam aanbiedt. Hoewel alle voorzorgen werden genomen en Bank Degroof Petercam bij de redactie van huidig document beroep heeft gedaan op bronnen welke ze betrouwbaar acht, kan Bank Degroof Petercam de juistheid of volledigheid van de informatie in dit document niet garanderen en kunnen noch Bank Degroof Petercam, noch haar verbonden vennootschappen, bestuurders, adviseurs of werknemers verantwoordelijk worden gesteld voor enige onjuiste, onvolledige of ontbrekende informatie, of voor enige rechtstreekse of onrechtstreekse schade, verlies, kosten, vordering of andere uitgave die voortvloeit uit het gebruik van dit document, behalve in het geval van opzettelijke fout of grove nalatigheid.
Huidig document mag niet worden gekopieerd of verspreid zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming vanwege Bank Degroof Petercam.
De verstrekte informatie is correct op de datum van publicatie.
Bank Degroof Petercam is erkend door en staat onder prudentiëel toezicht van de Nationale Bank van België, Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel, en onder het toezicht van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), Congresstraat 12-14, 1000 Brussel, voor de bescherming van beleggers en consumenten.

Verantwoordelijke uitgever: Bank Degroof Petercam
Wettelijk adres: Bank Degroof Petercam nv, Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel.
BTW: BE 0403.212.172 (RPR Brussel) - FSMA 040460 A
Deel het artikel
Gereglementeerd door de Belgische Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en de Nationale Bank van België | Alle rechten voorbehouden 2024, Degroof Petercam