08.07.20259 min
De nieuwe meerwaardebelasting: krijtlijnen van het voorlopige ontwerp
Eind juni – in de nacht van 29 op 30 juni – en na lange onderhandelingen, werd een politiek akkoord bereikt over de veelbesproken meerwaardebelasting op financiële activa.
De meerwaardebelasting en de algemene krijtlijnen ervan werden weliswaar al opgenomen in het federaal regeerakkoord van 12 februari 2025 (daarin benoemd als “solidariteitsbijdrage”), maar over de concrete implementatie bestond binnen de meerderheidspartijen tot voor kort nog geen eensgezindheid.
Intussen is ook de tekst van een voorlopig wetsontwerp, opgesteld op basis van het eind juni bereikte politiek akkoord, “uitgelekt” (onder meer via sociale media). Hoewel deze tekst nog geenszins finaal is, en er dus nog tal van wijzigingen kunnen worden aangebracht, lichten we via deze bijdrage graag reeds de belangrijkste principes ervan toe.
Op wie is de belasting van toepassing?
De (nieuwe) meerwaardebelasting zou van toepassing zijn in de personenbelasting en de rechtspersonenbelasting. Concreet gaat het dus om: (i) natuurlijke personen die inwoner zijn van België en (ii) rechtspersonen, zoals stichtingen en vzw’s, die in België gevestigd zijn en niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting. Wat deze tweede categorie betreft, geldt een vrijstelling voor rechtspersonen die giften kunnen ontvangen die fiscaal aftrekbaar zijn.
Natuurlijke personen niet-inwoners vallen daarentegen buiten het toepassingsgebied, ook wanneer zij financiële activa aanhouden in België (bv. een effectenportefeuille aangehouden bij een Belgische financiële instelling, aandelen op naam van een Belgische vennootschap). Hetzelfde geldt voor vennootschappen, waarvan de (gerealiseerde) meerwaarden reeds in het kader van de vennootschapsbelasting aan belastingheffing worden onderworpen.
Welke financiële activa worden geviseerd?
Het begrip “financiële activa” wordt ruim omschreven in het wetsontwerp – de regering streeft immers een “level playing field” na. Het gaat onder meer om aandelen (beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen (bv. private equity), aandelen op naam en gedematerialiseerde aandelen, aandelen van beleggingsfondsen (incl. exchange-traded funds (ETF’s)), etc.), obligaties, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, afgeleide producten (bv. opties, futures), bepaalde verzekeringscontracten (waaronder tak 21, tak 23 en tak 26 verzekeringen), crypto-activa, non fungible tokens (NFT's) en beleggingsgoud (incl. fysiek goud).
Bepaalde financiële activa, zoals pensioen(spaar)fondsen en groepsverzekeringen, worden dan weer expliciet uitgesloten.
Waar de betrokken activa worden aangehouden – in België of in het buitenland – is niet van belang (althans voor wat betreft de belastbaarheid van meerwaarden).
Wanneer is de belasting verschuldigd?
De nieuwe meerwaardebelasting viseert enkel gerealiseerde meerwaarden (op financiële activa). Loutere waardestijgingen geven dus geen aanleiding tot belastingheffing. Bovendien moet de meerwaarde (i) buiten de beroepswerkzaamheid en (ii) in het kader van een normaal beheer van privévermogen zijn verwezenlijkt ingevolge een overdracht onder bezwarende titel (bv. bij verkoop) of een daarmee gelijkgestelde handeling. Een van deze gelijkgestelde handelingen betreft de emigratie van de belastingplichtige (zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon), waarbij latente meerwaarden geacht worden te zijn gerealiseerd en zodoende aan meerwaardebelasting worden onderworpen. Niet onbelangrijk: de emigrerende belastingplichtige kan (automatisch of op aanvraag) een uitstel van betaling bekomen en kan mogelijks zelfs genieten van een (definitief) verval van betalingsverplichting.
Zoals ook aangegeven in het federaal regeerakkoord geldt de nieuwe meerwaardebelasting op gerealiseerde meerwaarden ten vroegste vanaf 1 januari 2026 (mét vrijstelling van historische meerwaarden; zie hierna).
Hoeveel bedraagt het tarief van de meerwaardebelasting?
Het wetsontwerp onderscheidt drie situaties/regimes:
- Algemeen regime – binnen het algemeen regime worden meerwaarden op financiële activa belast tegen een vast tarief van 10%. Elke belastingplichtige kan jaarlijks genieten van een algemene voetvrijstelling van € 10.000 (jaarlijks indexeerbaar). Maakt de belastingplichtige geen gebruik van de voetvrijstelling, dan kan deze ten belope van € 1.000 worden overgedragen naar een volgend belastbaar tijdperk. De voetvrijstelling kan zo oplopen tot maximaal € 15.000.
- “Aanmerkelijk belang”-regeling – belastingplichtigen met een “aanmerkelijk belang” in een vennootschap kunnen genieten van een bijzonder regime. Er is sprake van een aanmerkelijk belang wanneer een belastingplichtige minstens 20% bezit van de rechten in de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen. Meerwaarden op aandelen of winstbewijzen van een dergelijke vennootschap worden vrijgesteld ten belope van €1.000.000 en vervolgens aan getrapte tarieven onderworpen:
Meerwaarde | Tarief |
---|---|
€ 0 - € 1.000.000 | Vrijgesteld |
€ 1.000.000,01 - € 2.500.000 | 1,25% |
€ 2.500.000,01 - € 5.000.000 | 2,50% |
€ 5.000.000,01 - € 10.000.000 | 5% |
> € 10.000.000 | 10% |
Bij wijze van uitzondering (op uitzondering!) geldt een bijzonder tarief van 16,5% als de aandelen worden overgedragen aan een rechtspersoon gevestigd buiten de Europese Economische Ruimte. De “aanmerkelijk belang”-regeling geldt ook niet voor situaties die vallen onder de “interne meerwaarde”-regeling (zie hoger.
- “Interne meerwaarde”-regeling – een derde categorie van meerwaarden zijn de zogenaamde “interne meerwaarden”. Concreet gaat het om meerwaarden op aandelen of winstbewijzen verwezenlijkt in het kader van een overdracht aan een vennootschap waarover de belastingplichtige alleen of samen met zijn echtgenoot en/of bepaalde andere familieleden de controle uitoefent. Dergelijke (interne) meerwaarden worden aan het bijzonder tarief van 33% belast. Er zijn geen vrijstellingen voorzien.
Merk op dat meerwaarden die gerealiseerd worden ter gelegenheid van de wissel van een aandelenklasse binnen hetzelfde compartiment van een beleggingsfonds, tijdelijk worden vrijgesteld.
Hoe wordt de (belastbare) meerwaarde berekend?
De belastbare meerwaarde stemt overeen met het positieve verschil tussen de prijs verkregen voor de overgedragen financiële activa enerzijds (ongeacht welke vorm deze prijs aanneemt) en de aanschaffingswaarde anderzijds.
Bij een aanschaffings- en/of vervreemdingsprijs in vreemde valuta, worden deze omgezet naar euro aan de wisselkoers die geldt op het moment van aanschaffing en vervreemding van het financieel actief.
Kosten gedaan of gedragen om de meerwaarde te verwezenlijken (bv. de taks op de beursverrichtingen bij aan- en verkoop van de overgedragen effecten) kunnen niet in mindering worden gebracht. Zijn daarentegen wel aftrekbaar: gerealiseerde minderwaarden op financiële activa. Dergelijke minderwaarden zijn enkel aftrekbaar in het jaar dat ze tot stand zijn gekomen – met andere woorden: er is geen overdraagbaarheid naar volgende jaren toe – én binnen dezelfde categorie van financiële activa (zie de drie onderscheiden situaties/regimes hierboven).
Wat de aanschaffingswaarde betreft, bevat het wetsontwerp enkele bijzondere regels. We vermelden alvast de volgende:
- Voor financiële activa verkregen vóór 1 januari 2026 wordt de meerwaarde, bij wijze van uitzondering, berekend in functie van de waarde van deze activa per 31 december 2025. Is de (werkelijke) aanschaffingswaarde evenwel hoger dan de waarde per 31 december 2025, dan kan alsnog met deze hogere waarde rekening worden gehouden. Daartoe is dan wel vereist dat de belastingplichtige de betrokken financiële activa uiterlijk op 31 december 2030 (onder bezwarende titel) overdraagt. Deze regel strekt ertoe de zogenaamde historische meerwaarden vrij te stellen, tenzij dit in het nadeel van de belastingplichtige zou zijn. Merk op dat deze bijzondere regel enkel geldt voor het berekenen van de belastbare meerwaarde; voor de berekening van de aftrekbare minderwaarde wordt steeds vertrokken van de waarde per 31 december 2025.
Een belangrijke vraag is dan uiteraard hoe de waarde van de betrokken activa per 31 december 2025 moet worden vastgesteld, in het bijzonder voor niet-beursgenoteerde financiële activa. Het wetsontwerp bevat ter zake enkele specifieke regels. Voor wat betreft (niet-beursgenoteerde) aandelen, kan de belastingplichtige ervoor opteren om de waarde te laten bepalen door een bedrijfsrevisor of een onafhankelijk gecertificeerd accountant. Laatstgenoemde krijgt hiervoor de tijd tot uiterlijk 31 december 2026. - De aanschaffingswaarde stemt overeen met de waarde waartegen de belastingplichtige of zijn rechtsvoorganger de betrokken financiële activa onder bezwarende titel heeft verkregen. Heeft de belastingplichtige bijvoorbeeld aandelen verkregen via schenking, dan zal bij een latere verkoop (voor de berekening van de meerwaardebelasting) rekening worden gehouden met de initiële aanschaffingswaarde in hoofde van de schenker. Hetzelfde geldt in geval van overdracht door erfopvolging.
Deze regel zal niet verbazen, aangezien op het moment van de schenking (of de vererving) geen belasting wordt geheven op de op dat ogenblik gerealiseerde meerwaarde (een schenking is immers geen handeling onder bezwarende titel (zie supra)). De belasting van deze meerwaarde wordt als het ware uitgesteld tot de latere verkoop. - De aanschaffingswaarde van aandelen en opties verkregen in het kader van de Aandelenoptiewet van 26 maart 1999 (art. 41 t.e.m. 47) stemt overeen met respectievelijk de waarde van het aandeel op het moment van uitoefening van de optie en de marktwaarde van de optie op het moment van mogelijke uitoefening van de optie. Aandelenoptieplannen blijven aldus een fiscaalvriendelijke vorm van verloning.
- Houdt de belastingplichtige meerdere identieke financiële activa aan (bv. meerdere aandelen van een beursgenoteerde onderneming), dan wordt het eerst verkregen financieel actief geacht het eerst overgedragen financieel actief te zijn. Er wordt met andere woorden gebruik gemaakt van de FIFO-methode (“first in, first out”). Bij een (gedeeltelijke) overdracht van identieke financiële activa zal derhalve bij voorrang rekening gehouden worden met de aanschaffingsprijs van de eerst verkregen activa. Merk op dat voor financiële activa die al in het bezit zijn uiterlijk op 31 december 2025, de berekening van de meer- en minderwaarde gebeurt op basis van de gemiddelde aanschaffingswaarde per financieel actief.
Hoe wordt de meerwaardebelasting betaald?
Als basisregel geldt dat de nieuwe meerwaardebelasting wordt ingehouden aan de bron door de in België gevestigde tussenpersoon (bv. een bank). De rol van de tussenpersoon wordt evenwel beperkt tot het inhouden van de 10%-belasting; de toepassing van vrijstellingen (bv. de voetvrijstelling van € 10.000), de aftrek van minderwaarden en de verwerking van de hogere aanschaffingswaarde (voor financiële activa verkregen vóór 1 januari 2026) dient door de belastingplichtige zelf te worden geclaimd via de aangifte. Belangrijk is dat de belastingplichtige hiervoor ook alle gerealiseerde meerwaarden zal moeten aangeven.
Bijzonder is dat de belastingplichtige-natuurlijke persoon kan kiezen voor een “opt-out”. In dat geval wordt de meerwaardebelasting niet aan de bron ingehouden, maar geeft de belastingplichtige zelf alle meerwaarden aan in diens belastingaangifte en betaalt hij vervolgens de belasting. Bij meerdere titularissen van een effectenrekening, moeten alle titularissen opteren voor deze opt-out.
De toepassing van de meerwaardebelasting onder de “aanmerkelijk belang” en “interne meerwaarde”-regelingen verloopt dan weer integraal via de aangifte. Idem dito voor wat betreft meerwaarden op cryptoactiva, geldmiddelen en beleggingsgoud.
En wat met de Reynderstaks?
In tegenstelling tot eerdere berichten wordt de Reynderstaks – een belasting op meerwaarden op aandelen van fondsen die voor minstens 10% beleggen in schuldvorderingen (bv. obligaties) – niet afgeschaft. Een simultane toepassing van deze belasting en de meerwaardebelasting is dus niet uitgesloten (bv. bij overdracht ten bezwarende titel van aandelen in een obligatiefonds). Om dubbele belasting te vermijden, worden de inkomsten onderworpen aan de Reynderstaks uit de belastbare basis van de nieuwe meerwaardebelasting gesloten.
Tot slot benadrukken we nogmaals dat er op heden enkel een voorlopig wetsontwerp – en dus geenszins een finale tekst – voorligt. Sterker nog, deze tekst werd zelfs nog niet aan het parlement voorgelegd. Nog even afwachten dus alvorens de nieuwe meerwaardebelasting in z’n definitieve plooi valt.